1.
Ik zei: "Nu zal ik letten op mijn paan,
Om met mijn tong niet t' overtreen.
Ik zal geen woord uit mijnen mond doen gaan,
Maar breidlen dien in tegenheen;
Terwijl hij, die mij booslijk tegenstreeft,
Nog daaglijks mij voor ogen zweeft."
2.
Ik was verstomd, ik sprak van 't goede niet;
Maar dit verzwaarde mijne smart.
Mijn geest werd heet in 't binnenst' door verdriet;
Een vuur ontstak mijn peinzend hart,
Dat, ondanks mijn besluiten, in mijn leed,
Mijn tong op 't laatst dus spreken deed:
3.
"O Heer', ontdek mijn levenseind aan mij,
Mijn dagen zijn bij U geteld.
Ai, leer mij hoe vergankelijk ik zij;
Een handbreed is mijn tijd gesteld,
Ja, die is niets; want, schoon de mens zich vleit,
De sterkst, is enkel ijdelheid."
4.
Gaat niet de mens, als in een beeld, daarheen,
Gelijk een schaduw, die verdwijnt?
Men woelt vergeefs; men brengt met zorg bijeen,
Al wat op aard' begeerlijk schijnt;
En niemand is verzekerd, wie eens al
Die goedren naar zich nemen zal."
5.
Nu dan, o Heer', wat is 't, dat ik verwacht?
Mijn hope staat op U alleen.
Verlos mij, door Uw onweerstaanbre kracht,
Van al mijn ongerechtigheen,
En stel mij niet, getrouwe Toeverlaat,
Den dwazen stervling tot een smaad.
6.
Ik ben verstomd, en zal mijn mond voortaan
Niet opendoen; wijl Gij het deedt.
Neem Uwe plaag van mij, houd op met slaan,
En maak een einde aan mijn leed!
Mijn kracht bezwijkt, omdat mij Uwe hand
Zo fel bestrijdt van allen kant.
7.
Wanneer Uw straf op enen stervling stort,
Omdat hij Uwe wet vergeet,
Verdwijnt zijn glans, zijn kracht vergaat in 't kort,
Gelijk de schoonheid van een kleed,
Waarover zich alom de mot verspreidt:
Gewis, de mens is ijdelheid.
8.
Hoor mijn gebed, mijn bang geroep, o Heer',
Daar 'k schreiend U mijn leed vertoon;
Ik, die bij U als vreemdeling verkeer,
En hier, gelijk mijn vaders woon,
Ai, wend Uw hand en plagen van mij af;
Verkwik mij, eer ik daal in 't graf.
Psalm 39 Oude berijming (1773) online voor gebruik op iphone, ipad of android-telefoon. Lees psalm 39 online op www.bijbelbox.nl.